Ik droomde dat ik droomde dat ik Rutger was. Gut, wat een geweldig bestaan. Ik was groot, fors en eindelijk eens intimiderend. Ik hoefde me nooit meer voor te bereiden op een interview, want alleen mijn verschijning was al genoeg. Ik hoefde ook geen kennis te hebben over de persoon die ik ging interviewen, ik diende me alleen te verdiepen in de vooroordelen over de betreffende persoon en die tot in het oneindige uit te vergroten. Zonder er iets voor te hoeven doen, zou ik gevraagd worden voor de NPS-televisie, om zonder voorbereiding intimiderende vragen te stellen, waar het vooroordeel uitdroop als het vet uit een te lang gebakken oliebol. Ik ging naar Apeldoorn, bij de bloemenhulde staan, trok mijn zondagse gezicht, en ging ineens invoelende vraagjes stellen. Ik kon een mening over alles hebben, zonder ooit ergens geweest te zijn, zonder de situatie van de mensen waar het over ging ook maar bij benadering te kennen, en zonder dat ook maar werkelijk te willen.
Ik zou denken dat ik een soort van internetgodje was, in ieder geval dan toch de meest vooraanstaande profeet van de internetreligie, die verkondigt dat louter in het absolute niets de bevrijding schuilt. Ik zou dat natuurlijk nimmer kunnen formuleren, maar wat de neuk doet dat er allemaal toe? Dode bomen! Links gelul! Sodemieter toch op man! Vogelaar!
Ik zou door het leven kunnen, zonder werkelijk geweten, en zonder me te hoeven verantwoorden voor mijn betrekkelijk onbeduidende daadjes. Ik zou me niet druk maken, over het gegeven dat ik door telkens maar weer een bepaald onderdeel van een bepaalde bevolkingsgroep tot in het eindeloze groter te maken, iedereen die naar me keek met een scheefgegroeid wereldbeeld op te zadelen. Dode boom! Bek dicht! Oprotten!
Als iemand eens volledig terecht zijn middelvinger naar me op zou steken, zou ik hem dat kwalijk nemen, tot het einde zijner dagen. Ik maakte er een gifje van, en was er nog trot op – terwijl ieder weldenkend mens zijn middelvinger naar mij zou dienen uit te steken, omdat dit de enige taal is die ik, zij het dan deels, machtig ben.
Ik droomde dat ik droomde dat ik Rutger was. En Rutger? Die droomde dat hij Rutger was, de vleesgeworden tijdgeest, de profeet van de jaren nul.
En nu opgerot! Wegwezen! Middelvinger! Hele dikke middelvinger!